Tu as trois minutes pour quinze questions.
B2/C1 Choix multiple 2 - Combinez les idiomatiques néerlandais avec leurs homologues français.
1 / 15
Dat slaat als een tang op een varken.
2 / 15
Van de hak op de tak springen.
3 / 15
In zijn vuistje lachen.
4 / 15
Spijkers op laag water zoeken.
5 / 15
Sterretjes zien.
6 / 15
Iemand naar zijn pijpen laten dansen.
7 / 15
Geld over de balk smijten.
8 / 15
Iemand stroop om de mond smeren.
9 / 15
Onder de groene zoden liggen.
10 / 15
Hoog in de boom zitten.
11 / 15
Het paard achter de wagen spannen.
12 / 15
Een kikker in de keel hebben.
13 / 15
Iemand in de maling nemen.
14 / 15
Twee vliegen in één klap slaan.
15 / 15
Iemand het gras voor de voeten wegmaaien.
Je score is
De gemiddelde score is 57%
Quiz herstarten